De herstelwet en overbruggingswet box 3 ook discriminerend
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad in een aantal arresten geoordeeld dat de vermogensrendementsheffing van box 3 van de inkomstenbelasting, zoals opgenomen in de herstelwet en de overbruggingswet, in sommige gevallen nog steeds in strijd is met het eigendomsrecht en een schending van het discriminatieverbod. Volgens de Hoge Raad is dit het geval in situaties waarin het forfaitaire rendement zoals vastgesteld onder deze wetten hoger is dan het werkelijke behaalde rendement. De Hoge Raad heeft ook nadere regels gegeven hoe het werkelijk behaalde rendement voor de toepassing van box 3 moet worden berekend.
Kerstarrest 24 december 2021
De achtergrond van deze procedures lag in het eerder door de Hoge Raad gewezen ‘kerstarrest’ van 24 december 2021. In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. Daarnaast bood de Hoge Raad in dit arrest rechtsherstel aan voor de belastingplichtige door enkel het daadwerkelijk behaalde rendement in aanmerking te nemen voor de berekening van de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting.
Als reactie op deze uitspraak heeft de wetgever de herstelwet en overbruggingswet box 3 geïntroduceerd. Kortgezegd introduceerde de wetgever voor de berekening van box 3 drie vermogenscategorieën met ieder hun eigen forfaitaire rendement. Dit forfaitaire rendement diende vervolgens te worden belast in box 3 tegen een tarief van 36% (2024). Het doel van deze vermogenscategorieën was om het werkelijke rendement van de individuele belastingplichtige beter te benaderen. Er werd namelijk uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen (verdeling tussen sparen, overige bezittingen en schulden) en de forfaitaire rendementen zijn vervolgens gebaseerd op actuele rentestanden voor banktegoeden en schulden en een meerjarig gewogen gemiddeld rendement over een bepaalde vermogensmix voor de categorie overige bezittingen.
Uitspraak 6 juni 2024
In de recente uitspraken van de Hoge Raad is bepaald dat de in het ‘kerstarrest’ geconstateerde discriminerende behandeling van beleggers is blijven bestaan in zowel de herstelwet als de overbruggingswet. Succesvolle beleggers betalen namelijk te weinig belasting en minder succesvolle beleggers betalen te veel belasting. In de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement is daarmee nog steeds sprake van een schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. Het forfaitaire rendement voor de vermogenscategorie overige bezittingen wordt onder de herstelwet en de overbruggingswet namelijk nog steeds op dezelfde wijze berekend als onder het oorspronkelijke box 3 stelsel (op basis van gemiddelde rendementspercentages die op lange termijn worden behaald met de meest voorkomende typen overige bezittingen). Het is niet van belang hoe groot het verschil is tussen het forfaitaire rendement en het werkelijke rendement.
Voor die gevallen waarin het werkelijke rendement lager is dan het berekende forfaitaire rendement, dient in principe rechtsherstel te worden verleend op basis van het werkelijke rendement. Het gaat daarbij om de vergelijking tussen het werkelijke en het forfaitair bepaalde rendement ter zake van het gehele vermogen in box 3, inclusief spaartegoeden en zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Daarnaast heeft de Hoge Raad een aantal regels gegeven om het werkelijke rendement vast te stellen.
1. Het werkelijke rendement bestaat zowel uit de reguliere inkomsten (bijv. rente, huur en dividend) als alle gerealiseerde én ongerealiseerde waardeontwikkelingen van vermogensbestanddelen in zowel positieve als negatieve zin (bijv. koerswinsten of -verliezen op aandelen en waardestijgingen of -dalingen van vastgoed).
2. Voor de berekening van het werkelijke rendement mag geen rekening worden gehouden met kosten. Uitzondering betreft rentekosten van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren. Hier mag wel rekening mee gehouden worden.
3. Voor de bepaling van het werkelijke rendement in een kalenderjaar wordt geen rekening gehouden met positieve en negatieve rendementen in andere jaren.
4. Daarnaast is bij de vaststelling van het werkelijke rendement alleen het nominale rendement van belang en wordt geen rekening gehouden met inflatie.
De bewijslast voor het vaststellen dat het daadwerkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement ligt bij de belastingplichtige.
Gevolgen voor de praktijk
Deze uitspraken van de Hoge Raad betekenen dat vele belastingplichtigen gecompenseerd zullen worden. Hiertoe moeten belastingplichtigen aannemelijk maken dat het werkelijke rendement over het gehele box 3-vermogen in een jaar lager is geweest dan het forfaitaire rendement waarvoor zij in de belastingheffing zijn betrokken. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met ongerealiseerde waardeveranderingen van vermogensbestanddelen van jaar tot jaar. Wij adviseren belastingplichtigen die in box 3 overige bezittingen hebben na te gaan of het werkelijke rendement in deze jaren hoger of lager dan het berekende forfaitaire rendement heeft gelegen.
De Staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat belastingplichtigen voor wie de uitspraak van de Hoge Raad gevolgen heeft een schrijven van de Belastingdienst zullen ontvangen. Volgens de Staatssecretaris hoeven zij nog niets te doen en zullen zij worden geïnformeerd zodra er meer duidelijkheid is.
Heeft u naar aanleiding van dit bericht nadere vragen, dan kunt u altijd contact opnemen met onze adviseurs.
De in dit artikel opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu. Hoewel bij de totstandkoming van dit artikel de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.